In 1951 arriveren Adam en Jublina Woearbanaran met hun twee kleine kinderen in de haven van Rotterdam. Samen met 12{w}500 andere Molukkers zijn ze voor een paar maanden naar Nederland overgebracht. Als langzaam maar zeker duidelijk wordt dat hun gedwongen verblijf veel langer zal duren, moeten ze ingrijpende keuzes maken. Een deel van de Molukse gemeenschap blijft dromen van een zelfstandige Molukse staat, de eigengereide Adam kiest echter voor een nieuw bestaan in Nederland.
Zo Nederlands als wat schetst het persoonlijke verhaal van vier generaties in deze Molukse familie. Hun strijd voor een eigen identiteit is verweven met die van alle Molukkers in Nederland. De lotgevallen van deze groep zijn nog te veel een vergeten hoofdstuk in de Nederlandse geschiedenis.