Voor ‘Toen was geweld heel gewoon’ ging Friso Schotanus op zoek naar de roots van het hooliganisme. Ondanks, of misschien wel dankzij de dreiging van dat geweld, heeft het voetbalstadion altijd een magische aantrekkingskracht gehad op veel jongens. Zo waren er wekelijks massale vechtpartijen op de tribunes, spijkerbommen die tussen het publiek ontploften, vluchtende politie; in de jaren zeventig, tachtig en negentig was voetbalgeweld heel gewoon. Schotanus vroeg zich af: Waar komt het geweld vandaan, waarom trekt het zoveel mannen aan en hoe kon het zo escaleren dat er doden vielen? Schotanus reconstrueert gebeurtenissen aan de hand van persoonlijke verhalen, zoals de invasie van Tottenham-hooligans in Rotterdam in 1974, het Heizeldrama in 1985, het politiek beladen voetbalgeweld in het Oostblok (1990) en de slag bij Beverwijk, waarbij Carlo Picornie om het leven kwam (1997).