Op negenjarige leeftijd verloor een kleinzoon van Marjan Berk zijn moeder. Als middelste van drie jonge kinderen werd hij misschien wel het hardst getroffen door dit verlies. ‘Zolang mama leefde, was ik nooit alleen thuis,’ zei hij vaak. Toen hij zijn beroepsstudie in Amsterdam koos, zag Marjan Berk haar kans schoon. Ze nam hem in huis en vertroetelde hem net zoals haar grootmoeder had gedaan toen haar eigen moeder ongeneeslijk ziek werd.
Anderhalf jaar zouden ze samenwonen: de tachtigjarige Berk en haar zestienjarige ‘Baron’. Het leidde tot een inspirerende kruisbestuiving tussen twee generaties, waarbij oma leerde te relativeren en de Baron leerde om zijn ambities aan te boren. In deze periode werd een stevige band voor het leven gesmeed.