Dit nieuwe, tweede deel van ‘Russische literatuurgeschiedenis’ van Willem Weststeijn laat zien dat de Russische literatuur ook na de groten een rijk aanbod kent. Met schrijvers als Poesjkin, Gogol, Toergenjev, Tolstoj, Dostojevski en Tsjechov heeft de Russische literatuur vanaf 1800 de eerste plaats in de wereld veroverd. En met vele andere auteurs als Boenin, Nabokov, Boelgakov, Pasternak, Achmatova, Mandelstam, Solzjenitsyn en Brodsky heeft het moderne Rusland vervolgens zijn grote literaire traditie voortgezet. In deel 1 van de Russische literatuurgeschiedenis geeft Willem Weststeijn een fascinerend beeld van de Russische letteren van de negentiende en twintigste eeuw. Het tweede deel bestaat uit een reeks stukken over bekende en minder bekende negentiende en twintigste eeuwse schrijvers en bevat tevens essays over de literatuur van voor 1800 en na 2000. Het bestrijkt dus een nog veel breder gebied. De twee delen samen geven een geweldig beeld van een literatuur die magnifieke schrijvers heeft opgeleverd. Ook de werken van de Russische auteurs die in de schaduw van de groten hebben geschreven en minder bekend zijn geworden, zijn vaak van een zeldzaam hoog niveau.