In ‘Over het krakende ei’, slaat ‘Cobi van Baars’ in haar tweede roman van, overtuigend een brug tussen beeldende kunst en literatuur.
Voor de sociaal onhandige Saar, dochter van een afwezige vader en een hardvochtige moeder, is schilderen het baken in haar leven. Maar als dat leven kantelt en de mensen om haar heen een voor een verdwijnen, laat juist de scheppingsdrift het afweten en verliest Saar alle houvast. De nalatenschap van haar geliefde, een studie naar de poëzie van Lucebert, prikkelt haar zinnen. Maar hoezeer ze zich ook in zijn woorden probeert te verliezen, haar scheppingsdrift komt er niet mee terug en de geliefde evenmin. Nietsontziend zet Saar haar lichaam in, de biologische scheppingskracht, in de hoop dat die haar kunstenaarschap wakker kust en haar het baken brengt waar ze zo naar hunkert.