Een Senegalese prostituee beschrijft het leven van een Vlaamse wielrenner die in de nacht dat zij hem leert kennen, zal sterven in een armzalig afwerkkamertje ergens aan de kust van Afrika.
Dimitri Verhulst laat in ‘Monoloog van iemand die het gewoon werd tegen zichzelf te praten’ zien dat het niet meevalt om Senegalees te zijn, of hoer. Seynabou is beide. Ze behaagt opschepperige toeristen, laat zich regelmatig huwelijksaanzoeken in het gezicht lallen en heeft een leven dat is voorbestemd om roemloos voorbij te gaan. Tot een klant tijdens één zo’n betaalde liefdesnacht onder tamelijk verdachte omstandigheden het leven laat – en die klant ook nog eens een wereldvermaard wielrenner blijkt te zijn. In Monoloog van iemand die het gewoon werd tegen zichzelf te praten keert Seynabou terug naar de nacht waarin haar lot aanvankelijk de goede kant op leek te kunnen kantelen. Terug, en voor het laatst, naar de kamer waarin de dood haar lakens vond.