Wie in de catalogus van de Koninklijke Bibliotheek naar publicaties op naam van Midas Dekkers zoekt, stuit in eerste instantie op een indrukwekkend aantal vertalingen van titels als 'Op onderzoek in de natuur', eigen werk in de vorm van keurige gidsjes over trekvogels en bosleven en zelfs een lesmethode biologie voor het lbo. Laat er geen twijfel over bestaan: Midas Dekkers is bioloog. Maar sindsdien worden de natuurgidsen vervangen door werk waarin Midas eigen, originele persoonlijkheid en stijl doorklinken, al blijft de bioloog nooit ver buiten beeld.
Een groot deel van Dekkers' oeuvre bestaat uit bundels columns over mens en (vooral) dier. Deze persoonlijke schetsen leest hij sinds 1980 voor in het radioprogramma Vroege vogels. Als die eerdere publicaties er niet waren, zou je zelfs makkelijk kunnen denken dat Midas Dekkers een radio- en tv-persoonlijkheid is die is gaan schrijven - de meeste Nederlanders kennen hem ongetwijfeld van 'Vroege vogels' en van tv-programma's als 'Gefundenes Fressen' en 'Midas' - welk programma de reden is van de onbedwingbare neiging om zijn achternaam achterwege te laten. De Midas van de televisie en de Midas in, zeg, 'De koeskoes en andere beesten' verschillen ook maar weinig: als je Dekkers leest, 'hoor' je de tekst met zijn stem en ontspannen dictie door je hoofd gaan. Midas praat zoals hij schrijft, of schrijft zoals hij praat.
Midas (eigenlijk Wandert) Dekkers is in 1946 geboren in Haarlem, maar groeide op in Amsterdam, waar hij ook biologie studeerde. Als student begon hij te schrijven en al gauw publiceerde hij stukjes over dieren in onder andere NRC Handelsblad, de Volkskrant en de Vara-gids. Hij werkte bij het Zoölogisch Museum en als redacteur bij Het Spectrum, tot het schrijven definitief de boventoon ging voeren. De volstrekt eigen - verre van stichtelijke - insteek waarmee hij zijn thema's te lijf gaat vormt een organisch geheel met zijn abrupte, plastische stijl. Dezelfde stoere, eigenzinnige toon klinkt door in zijn jeugdboeken, waarvoor hij drie Zilveren Griffels en een Vlag en Wimpel heeft ontvangen. In 1985 schreef hij zelfs het Kinderboekenweekgeschenk: Houden beren echt van honing?
Zijn indrukwekkendste boeken zijn echter zonder twijfel Lief dier (1992), een aangenaam lezend, interessant geïllustreerd cultuurhistorisch reuzenessay over bestialiteit ('Hollandse honden worden vaker gestreeld dan Hollandse vrouwen of mannen. Alleen dat ene plekje blijft onberoerd. Meestal tenminste.') en De vergankelijkheid (1997), een boek met een vergelijkbare opzet waarin Dekkers zich met de nodige smaak verdiept in dood, verval, het onherroepelijke voortschrijden van de tijd. In deze twee boeken kon Dekkers zijn jongensachtige belangstelling voor het groteske aardig kwijt en vergast hij de lezer op prachtige afbeeldingen van de man van Tollund, een sterk uitvergrote roosschilfer, een dode kerkuil, Leda en de zwaan, een bejaarde fitnessfanaat, zeemeerminnen en een 18e-eeuwse gravure van een non die het met een ezel doet.
Maar - dat moet gezegd - echt bot of banaal wordt het nooit. Daarvoor is Dekkers te veel een mens aan wie niets menselijks vreemd is. Dat is blijkbaar de aard van het beestje.Veel succes oogste Dekkers met De Larf, dat in 2002 verscheen. In het boek richt hij zijn pijlen op kinderen en hun ouders. 'Ik heb het echt aan honderden mensen gevraagd: waarom hebben jullie kinderen? Wat ik aan antwoorden hoor, is een onsamenhangend gestamel: "Ik vind het wel gezellig, we hadden vroeger thuis ook zo'n leuk gezin, ik kan de gedachte niet verdragen dat het met mijn dood afgelopen zou zijn". Dat zijn toch geen echte redenen op grond waarvan je tweehonderdduizend euro uit gaat geven.'
In 2006 volgde Lichamelijke oefening waarin hij de vloer aanveegde met mythen over sport en bewegen en in 2009 de cassette Alle Bee