Van veraf is een wielerpeloton niet meer dan een machine met ontelbare gehelmde robotjes. Maar wie dichterbij komt, ziet dat onder elke helm een renner zit. Met een eigen naam en een eigen verhaal. Geen schrijver die dichterbij komt dan Thijs Zonneveld, zelf oud-renner. Hij voert de lezer mee tot diep in de buik van het peloton en toont de gezichten onder de helmen.
Over Koos Moerenhout, Nederlands kampioen op de weg: Koos is een kaakje bij de thee. Koos is een gehaakt kleedje over tafel. Koos is klaverjassen op zondagmiddag, met een jenevertje en het getik van de hangklok op de achtergrond. Over volksheld Kenny van Hummel: Na de finish hing hij minutenlang over zijn stuur naar het asfalt te staren met een blik zo hol dat je het hoorde echoën als hij met zijn ogen knipperde. En over Johnny Hoogerland, de revelatie van het naseizoen: Hoe is het mogelijk? Hoe vaak is hij al niet gestorven vandaag? Deze week? Met zijn hoevelen is hij?
Maar Koos, Kenny en Johnny gaat ook over Tourwinnaar Alberto Contador, over Tourverliezer Lance Armstrong, over Neerlands hoop Robert Gesink, over een frikadel speciaal, over VDB, Denis Menchov en Boem Boem Boonen, en over al die andere namen en verhalen uit het peloton.