In Kleine filosofie van het fietsen reist Peter Delpeut drie maanden door Amerika. Hij begint met een romantisch verlangen naar het oude, langzame reizen. Maar er zit een auto in zijn hoofd, die zich hardnekkig bemoeit met zijn ervaring van afstand, snelheid en landschap.
Delpeut is niet de eerste die op een fiets het avontuur zoekt. Hij spiegelt zich aan Karl Kron en Thomas Stevens, die in de negentiende eeuw het continent doorkruisten. En hij gaat te rade bij Alfred Jarry en H.G. Wells – ook fervente fietsers – om de raadselachtige aantrekkingskracht van het fietsen te ontrafelen.