Conny Braam verhaalt in Ik ben Hendrik Witbooi hoe Witbooi in 1884 met zijn Nama-volk een profetische trektocht onderneemt naar het vruchtbare noorden om de droogte van de Kalahari-woestijn te ontvluchten. Tegelijkertijd gaat zo'n honderd kilometer verderop de keizerlijke afgevaardigde dr. Göring aan land in de nieuwe Duitse kolonie Zuidwest-Afrika - het huidige Namibië.
Wat volgt is een strijd op leven en dood tussen de Duitse Schutztruppe en de voor hun onafhankelijkheid vechtende Afrikanen.
De honderden brieven die Hendrik Witbooi schreef aan Duitse gouverneurs, Engelse magistraten en Afrikaanse leiders hebben Conny Braam een uniek inzicht gegeven in de wereld van Witbooi: zijn liefde voor het oude volk van de Khoisan, de lessen van zendeling Olpp, zijn verontrusting over het westerse kredietstelsel dat van zijn volk werkslaven zal maken, en zijn intense verdriet als hij begrijpt dat Keizer Wilhelm II de totale vernietiging van de opstandige inheemse bevolking eist.
In 1904 leidt de tachtigjarige Hendrik Witbooi nog één keer de opstand tegen het Duitse koloniale leger. Hij zal de geschiedenis ingaan als een van de grootste vrijheidsstrijders die Afrika heeft gekend.