In ‘Het wikkelhart’ van Bertram Koeleman (1979) zijn twee studiegenoten tijdens een vakantie op het Franse platteland getuige van een incident dat hen beiden op een fundamentele manier vormt. De verbeelding van Nick Tuin raakt hierdoor ontketend; in de jaren die volgen werkt hij obsessief aan een succesvol literair oeuvre. Bij zijn vriend Dom gebeurt het omgekeerde. Al sinds zijn jeugd wil hij schrijver worden, maar de herinnering aan het incident werpt permanente blokkades op. Wanneer Nick een nieuwe roman uitbrengt met precies dit incident als uitgangspunt voelt Dom woede en onmacht. Wat geeft Nick het recht om zo’n gevoelig aspect van hun gedeelde verleden openbaar te maken? In de weken na publicatie gaat Doms leven steeds meer parallellen vertonen met Nicks boek. Waar eindigt het boek en begint zijn werkelijkheid? Hoe ver mag een schrijver gaan?