Simone staat tegen krijgsgevangen Duitsers te schreeuwen, vol woede om de vernietiging van haar joodse familie. Maar al snel blijkt haar grootste zorg dat ze een jongen is in een meisjeslichaam.
In “Het jongensuur”, naar eigen zeggen haar meest autobiografische boek, heeft Andreas Burnier haar ervaringen als onderduikkind in de oorlogsjaren 1940/45 verwerkt.
Tegen de achtergrond van bezetting en bevrijding probeert de joodse Simone, de hoofdpersoon, zich een plaats te veroveren in de jongenswereld. Op de adressen waar zij zich moet schuilhouden moet zij zich telkens een nieuwe identiteit aanmeten. Zo heeft zij grote moeite met de streng calvinistische moraal van boerengezinnen en voelt ze zich gevangen in een vrouwenlichaam: zij had een man moeten zijn. Naarmate de bevrijding van de Duitsers nadert, raakt het meisje Simone steeds meer gevangen, verstrikt in haar lichamelijkheid.