Het epische slotdeel van de Zusterklokken-trilogie volgt de nazaten van Astrid Hekne voor, tijdens en vlak na de Tweede Wereldoorlog.
Butangen, eind jaren dertig. Kai Schweigaard, de dominee van het dorp, ziet in de jonge Astrid Hekne een volwaardige erfgename van haar strijdbare grootmoeder en naamgenote. Hij vertrouwt haar daarom het verloren gewaande Zustertapijt toe, dat eeuwen geleden werd geweven door de Hekne-zusters en dat volgens de overlevering het einde der tijden voorspelt, maar ook de dood van de dominee zelf.
Kai Schweigaard is inmiddels ruim tachtig maar nog lang niet klaar om te sterven; hij wil eerst een misstap uit zijn verleden rechtzetten. Wanneer de Duitsers Noorwegen bezetten gaat Astrid in het verzet. Als ze wordt verraden beseft Kai Schweigaard dat hij de profetie van het Zustertapijt zal moeten forceren om haar te redden en om zijn schuld aan haar grootmoeder in te lossen