Op een dag hoort schrijver Arjan Visser dat zijn jongere zus in een Spaanse gevangenis zit. Twee jaar eerder was ze naar Andalusië vertrokken om daar haar geluk te beproeven met een handeltje in tropische vogeltjes. Vissers bezoek aan de gevangenis is het begin van een adembenemende tocht door de eigen familiegeschiedenis, met Spanje in de hoofdrol. Hij denkt aan de vele zakenreizen van zijn vader, die een sinaasappelimportbedrijf had, hij herbeleeft de lange vakanties aan de kust, en denkt aan de mensen die ze er leerden kennen. Een van hen was Fina, een jonge vrouw die een periode in Nederland bij het gezin Visser inwoonde. Hij herinnert zich een in het ouderlijk huis verstopte Spaanse krant, met op de voorpagina een foto van het lijk van Fina, vermoord door haar moeder.
Waarom werd er thuis nooit over dit drama gesproken? Als Arjan Visser naar Spanje gaat om het proces tegen zijn zus bij te wonen, besluit hij zich ook in het verleden van zijn vader te verdiepen. God sta me bij want ik ben onschuldig is het waargebeurde verhaal van een zoon die meer en meer te weten komt maar met des te meer vragen achterblijft.