Ieder mens is in de eerste plaats een individu. De een zoekt liever aansluiting bij de groep, de ander heeft de ambitie om de eigenheid te cultiveren. Tussen de twee polen van eenling en gemeenschap zijn er indrukwekkende pogingen geweest om individueel te zijn.
Safranski begint bij Michel de Montaigne, en gaat via Rousseau, Diderot, Kierkegaard, Max Stirner en Thoreau verder naar de existentialistische filosofie van de twintigste eeuw. Daarbij benadert hij de vraag hoe ver we kunnen gaan om eenling te zijn, steeds vanuit verschillende invalshoeken. In een tijd waarin iedereen naar zichzelf op zoek is en van die zoektocht verslag doet, blijkt die vraag verrassend actueel.