Een spreeuw voor Harriët van H.C. ten Berge toont de veelvormigheid van de literatuur, iets wat zo kenmerkend is voor het rijke oeuvre van de auteur zelf. Zoals Remco Campert eens opmerkte, vormt Ten Berge ‘een beweging in z’n eentje’. Daarmee doelde hij zowel op de solist die het tijdschrift Raster heeft opgericht en de eerste zes jaar alleen heeft geredigeerd, als op de literair-antropologische impulsen die zijn creatieve werk kenmerken.
Sporen van het laatste zijn ook te vinden in Een spreeuw voor Harriët. Het boek is een pleidooi voor een brede, onbevangen blik op de cultuur als zodanig en de letteren in het bijzonder. In zijn essays en observaties vertelt Ten Berge over schrijvers en werelden die hem boeien en stimuleren. Waar nodig neemt hij stelling, maar hij blijft meestentijds afzijdig van de literaire wereld in ons land. Soms mild, vaak vlijmscherp zijn de dagboekbladen waarin valt af te lezen hoe een schrijver ruimte voor zijn werk zoekt. De constante in deze verzameling is en blijft echter de liefde en bezieling voor wat literatuur vermag, en een groot vermogen die verwondering over te dragen op de lezer.