In 1864 moet pachtboer Nicolas Abraham aanzien hoe dwars door zijn geliefde duingebied het Noordzeekanaal gegraven wordt. De graverij leidt tot een dramatische verandering in zijn bestaan.
In 1864 moet pachtboer Nicolas Abraham, een vluchteling uit het tsaristische Rusland die zijn heil heeft gezocht in het Noord-Hollands duingebied, aanzien hoe dwars door zijn geliefde Breesaap het Noordzeekanaal wordt gegraven. Uit heel Nederland trekken duizenden doodarme polderwerkers naar de duinen bij Velsen om, in naam van de vooruitgang, met de hand het grootste waterbouwkundige werk in die tijd tot stand te brengen. Het helse graafwerk en de keiharde belangen van de Amsterdamse Kanaalmaatschappij roepen de razernij op van het werkvolk, dat onder mensonterende omstandigheden moet werken en leven. Oproer is het gevolg. Ook voor Nicolas en Julia Abraham en hun dochter Lena leidt de graverij tot een dramatische verandering in hun bestaan. Hun lot raakt steeds meer verbonden met dat van de graverskolonie en van de dieven, landlopers en bedelaars die zich tussen hen genesteld hebben. Samen met de Haarlemse journalist Ezekiel Boerhaave en een voormalige bendeleider uit Zeeuws-Vlaanderen proberen ze de uiteindelijke verdrijving van de gravers te voorkomen. Als het kanaal in 1876 officieel geopend wordt, zal Abraham op zijn laatste vlucht gedreven worden. De woede van Abraham is een meeslepende roman over liefde, uitbuiting en verzet tegen de achtergrond van een vergeten zwarte episode in de vaderlandse geschiedenis.