In 1824 arriveren de eerste ‘weezen, vondelingen en verlaten kinderen’ in de Kinderkolonie Veenhuizen. Hier moeten ’slands meest kansarme kinderen' worden opgevoed tot nijvere landarbeiders. Het ‘landbouwend weeshuis’ is een initiatief van de Maatschappij van Weldadigheid. Met veldwerk en fabrieksarbeid zullen de kinderen hun onderhoud en onderwijs bekostigen.
Een waterdicht plan – althans, in theorie. De werkelijkheid pakt anders uit: armoede, ziekte en sterfte grijpen om zich heen en de kosten rijzen de pan uit. In 1859 wordt het kindergesticht overgenomen door het rijk en uiteindelijk omgevormd tot de beruchte strafinrichting.
Op basis van uitgebreid onderzoek in het rijke Kolonie- archief wekt Wil Schackmann met mededogen en humor de geschiedenis van de Kinderkolonie tot leven.