Door de deur van een familiewoning sluipt het verleden naar binnen. Een dichter vangt herinneringen die niemand vastlegde, maar die een leven lang bleven spoken.
In 'De buitendeur' gaat het in bijna elke cyclus om de drang zich te bevrijden, een uitweg te vinden. Een kind snakt naar lucht in de door bijgeloof, fatalisme en angst beheerste wereld van een archetypisch platteland. Een zoon maakt zich los uit de ogen van zijn dementerende en stervende vader. Een dichter weegt zijn schrijven in het licht van de eindigheid en zoekt ‘de kleur die ontbrak’. Een schrijver stuurt zijn verbeelding de wereld in, op zoek naar ‘onbruikbare levens’ en komt uit in Palestina en Congo. De wereld laat Ducal niet onverschillig, zo blijkt uit deze bezielde, betrokken gedichten.