Reizend door Ethiopië ontrafelt Karin Anema wat het land zo anders maakt dan de rest van Afrika. Werd het immense continent verdeeld onder de koloniale machten, Ethiopië bleef een onafhankelijk keizerrijk met een sterke identiteit. Identiteit en ontheemding zijn centrale thema's in Karin Anema's ontmoetingen, zoals met Ethiopische joden. Ze reist naar de verste uithoeken, zoals Danakil en Gambela. Ze ervaart uitzonderlijke gastvrijheid, maar wordt ook geconfronteerd met wreedheden als kinderroof en vrouwenbesnijdenis. Naarmate haar contacten intenser worden, beseft Karin Anema steeds sterker, hoezeer die levens worden getekend door diepgewortelde politieke onvrijheid. Haar reis eindigt bij het onafhankelijke Afar-volk, waar in de leegte van de woestijn het 3,5 miljoen jaar oude fossiel van de mensachtige Lucy het geheugen van de mensheid symboliseert. Anema spoelt er de tijd terug, alsof ze Lucy net heeft ontmoet. Nog steeds wordt het nomadische leven van de Afar niet gehinderd door bezit. Hier is men aangewezen op onvoorwaardelijke kameraadschap en solidariteit.