Uit ‘De lange weg naar de vrijheid’ van Nelson Mandela

Ik ben altijd blijven hopen dat deze grote omwenteling zou plaatsvinden. Niet alleen vanwege de grote helden die ik al genoemd heb, maar vanwege de moed van de gewone mannen en vrouwen van mijn land. Ik heb altijd geweten dat er diep in ieder mensenhart medelijden en grootmoedigheid schuilen. Niemand wordt geboren met haat jegens iemand vanwege zijn huidkleur, zijn afkomst of zijn godsdienst. Als mensen het haten kunnen leren, kunnen ze ook leren liefhebben, want liefde bereikt het hart van de mens veel vanzelfsprekender dan haat. Zelfs in de meest uitzichtloze tijden in de gevangenis, als mijn kameraden en ik tot het uiterste werden gedreven, zag ik soms een glimp van menselijkheid in een van de bewakers, misschien maar een seconde lang, maar het was voldoende om me gerust te stellen, zodat ik weer verder kon. De goedheid van de mens is een vlam die wel verborgen, maar niet gedoofd kan worden.
We trokken met open ogen ten strijde, zonder de illusie dat het een gemakkelijke weg zou zijn. Toen ik me als jonge man aansloot bij het African National Congress, heb ik de prijs gezien die mijn kameraden betaalden voor
hun overtuigingen, en die prijs was hoog. Wat mijzelf betreft, heb ik nooit spijt gehad van mijn betrokkenheid bij de strijd en was ik altijd bereid de ontberingen die me persoonlijk zouden treffen te accepteren. Mijn familie betaalde echter een verschrikkelijke prijs voor mijn betrokkenheid, een prijs die misschien te hoog was.
Iedere man heeft in zijn leven een dubbele verplichting: jegens zijn familie, zijn ouders, zijn vrouw en kinderen; en jegens zijn volk, zijn gemeenschap en zijn land. In een beschaafde, humane samenleving kan iedere man naar eigen aanleg en kunnen aan die verplichtingen voldoen. Maar in een land als Zuid- Afrika was het voor een man van mijn afkomst en kleur bijna onmogelijk beide verplichtingen na te komen. In Zuid-Afrika werd een man van kleur die probeerde als mens te leven, gestraft en geïsoleerd. In Zuid-Afrika werd een man die probeerde zijn plicht jegens zijn volk te vervullen, onvermijdelijk van zijn familie en zijn huis weggerukt en gedwongen zijn leven in afzondering te slijten, in een schemerbestaan van verborgenheid en rebellie. In het begin had ik er niet voor gekozen mijn volk boven mijn familie te stellen, maar toen ik probeerde mijn volk te dienen, werd het nakomen van mijn verplichtingen als zoon, broer, vader en echtgenoot mij onmogelijk gemaakt.
In dat opzicht ging de toewijding aan mijn volk, aan de miljoenen Zuidafrikanen die ik nooit zou kennen of ontmoeten, ten koste van de mensen die ik het best kende en van wie ik het meest hield. Het was net zo simpel
en onbegrijpelijk als toen een kind haar vader vroeg: ‘Waarom kun je niet bij ons blijven?’ En de vader de volgende afschuwelijke woorden moest zeggen: ‘Er zijn nog een heleboel kinderen zoals jij’ en dan sterft zijn stem weg.
Ik werd niet met een honger naar vrijheid geboren. Ik ben in vrijheid geboren, vrij op iedere mij bekende manier. Vrij om door de velden naar mijn moeders hut te rennen, vrij om te zwemmen in de heldere beek die door mijn
dorp liep, vrij om maïs te roosteren onder de sterrenhemel en op de brede rug van trage stieren te rijden. Zolang ik mijn vader gehoorzaamde en me hield aan de gebruiken van mijn stam, hoefde ik me geen zorgen te maken
over wetten van mens of God.
Pas toen ik begon te begrijpen dat de vrijheid van mijn jongenstijd een illusie was, toen ik als jongeman ontdekte dat mijn vrijheid me al ontnomen was, pas toen ging ik ernaar hongeren. Eerst, als student, wilde ik vrijheid
voor mezelf, de kortstondige vrijheden om ’s nachts buiten te blijven, te lezen wat ik wilde en te gaan en staan waar ik wilde. Later, als jongeman in Johannesburg, hunkerde ik naar de fundamentele en eerbare vrijheid om mezelf te kunnen ontplooien, de kost te kunnen verdienen, te kunnen trouwen en een gezin te stichten; de vrijheid niet belemmerd te worden in een leven binnen de grenzen van de wet. Ik begon toen langzaam in te zien dat niet alleen ik niet vrij was, maar ook mijn broeders en zusters niet. Ik zag dat niet alleen mijn vrijheid werd beknot, maar ook de vrijheid van iedereen die eruitzag zoals ik. Op dat moment sloot ik me aan bij het anc en toen ging de honger naar mijn eigen vrijheid over in een honger naar vrijheid voor mijn volk. Het was het verlangen naar vrijheid voor mijn volk, zodat zij hun leven waardig en met zelfrespect konden leven, dat mijn leven bezielde, dat een bange jongeman veranderde in een dappere man, dat een gezagsgetrouw advocaat tot misdadigheid dreef, dat een liefhebbende echtgenoot en vader veranderde in een man zonder thuis, dat een levensgenieter dwong te leven als een monnik. Mijn deugdzaamheid en opofferingsgezindheid zijn niet groter dan die van een ander, maar ik vond dat ik zelfs niet van de mij toegestane povere en beperkte vrijheden kon genieten zolang ik wist dat mijn volk niet vrij was. Vrijheid is ondeelbaar; de ketenen van een van mijn mensen waren de ketenen van alle mensen, de ketenen van alle mensen waren mijn ketenen.
Tijdens die lange, eenzame jaren veranderde de honger naar vrijheid voor mijn eigen volk in een honger naar vrijheid voor alle mensen, wit en zwart. Want ook daar was ik zeker van, de onderdrukker moest evengoed bevrijd
worden als de onderdrukte. Een mens die een ander mens van zijn vrijheid berooft, is een gevangene van de haat, opgesloten achter de tralies van vooroordelen en kleingeestigheid. Als ik iemand anders van zijn vrijheid beroof, ben ik net zomin vrij als degene die mij van mijn vrijheid berooft. De onderdrukker en de onderdrukte worden in gelijke mate van hun menselijkheid beroofd.
Toen ik de gevangenis uitliep, was het mijn taak om zowel de onderdrukten als de onderdrukkers te bevrijden. Sommigen zeggen dat dat nu bereikt is, maar ik weet dat dat niet zo is. De waarheid is dat we nog niet vrij zijn;
wat we nu bereikt hebben is de vrijheid om vrij te zijn, het recht om niet onderdrukt te worden. We hebben de laatste stap van onze tocht nog niet gezet, maar pas de eerste stap op een nog langere en zelfs nog moeilijkere weg.
Want vrij zijn is niet alleen het afwerpen van de ketenen, het is leven op een wijze die de vrijheid van anderen respecteert en vergroot. De ware toetsing van onze toewijding aan de vrijheid begint pas.
Ik heb die lange weg naar de vrijheid afgelegd. Ik heb getracht niet te aarzelen, ik heb onderweg misstappen begaan. Ik heb echter het geheim ontdekt dat er achter iedere grote heuvel die je beklommen hebt alleen maar nog grotere heuvels te beklimmen zijn. Ik heb nu even een ogenblik rust genomen om een blik te werpen op het glorieuze uitzicht om me heen, om terug te kijken op de afstand die ik heb afgelegd. Maar ik kan maar even rusten, want vrijheid brengt verantwoordelijkheden met zich mee en ik mag niet dralen, want mijn lange tocht is nog niet ten einde.